Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij zult de [9]leugensprekers verdoen; van den man des [10]bloeds en des bedrogs heeft de HEERE een gruwel. 9. Verg. hfdst.4 vs.3. 10. Hebr. der bloeden. Zie Gen.4:10; dat is, de bloeddortigen, moorddadigen en bedriegelijken. Verg. 2 Sam.16:7, en 2 Sam.22:49; hfdst.18 vs.49, en hfdst.26 vs.9, en hfdst.43 vs.1, en hfdst.55 vs.24, en hfdst.59 vs.3, en hfdst.140 vs.2,5; Spreuk.3:31.